Update van het onderzoek naar Ectopische Ureteren bij de Entlebucher Sennenhonden

Bron: Schweizer Sennenhund-Verein für Deutschland (Duitsland)

  • Een fokwaarde-schatting kan in de nabije toekomst ingevoerd worden
  • Duidelijke teruggang van klinisch zieke honden door de huidige fokselectie
  • Geen stijging van de inteelt door deze fokselectie

De veterinaire wetenschap aanvaardt internationaal het feit dat de aansluiting van de urineleiders in de blaas in het zgn. trigonum plaatsvindt. Normaal (=A) bij ca. 99,9% van alle honden.  Bij slechts 6 van ca. 340 erkende hondenrassen monden de urineleiders soms uit op een andere plaats. Zowel Entlebuchers als Appenzellers zijn twee van deze 6 rassen. De afwijkingen van de norm zijn of aansluitingen in de blaashals zelf( =B) of aansluitingen buiten de blaas (=C), deze honden zijn dus klinisch ziek.

Wat vooraf ging:
In 2006 rinkelt de alarmbel bij de Vetsuisse Universiteit in Zürich .
Van alle ter medisch onderzoek aangeboden honden hebben slechts 0,3% EU-problemen. Van deze 0,3%  is 14%  Entlebucher.  Een duidelijke oververtegenwoordiging.

In 2009: 1e inventarisatie onder ca. 150 Entlebuchers en ca. 70 Appenzellers:
Resultaten :

Entlebuchers:

36%  A = normaal,
45%  B = anatomisch ectopisch= afwijking van de norm
12%  C = klinisch ziek
7%    onbeslist

Appenzellers:

84 %  A= normaal
12 %  B= ectopisch
4 %  C= klinisch ziek
Een 2e onderzoek onder ruim 300 Entlebuchers volgt:
Resultaten :   33% =  A      46% =  B    21%   C=klinisch
De resultaten zijn negatiever dan gedacht. Reuen hebben vaker een C als uitslag  dan teven.

2012: Door fokbeperking is het aantal honden met C teruggebracht van 21% naar  10%. Toch is die 10% erg veel in verhouding tot andere rassen. Door de fokbeperking, het uitsluiten van fokdieren met C en het maken van combinaties met de fenotypes A x A en A x B, is er in Duitsland een teruggang van honden met C bereikt van meer dan 80%.

De angst dat de inteeltcoëfficiënt duidelijk zou stijgen is gelukkig niet bewaarheid geworden. Uit een analyse van de inteeltcoëfficiënten van voor en na de fokbeperking blijkt dat deze niet significant gestegen is.

Genetische onderzoeken en uitslagen van de Veterinaire Universiteiten van Zürich en Bern  (Dr. Reichler en Prof. Leeb) duiden er op, dat we vermoedelijk te maken hebben met een polygene vererving met minstens één hoofdgen. Dat hoofdgen lijkt voor 50% van de gevallen (uitslag C) verantwoordelijk te zijn. Deze vererving verklaart waarom het mogelijk is, dat uit dekkingen met A x A en B x A ook nakomelingen met een B- of een C-uitslag kunnen komen. Over enige tijd worden er nadere gegevens verwacht.
Met de tot nu toe gevonden gegevens is het mogelijk om een fokwaarde-schatting te ontwikkelen. Deze fokstrategie wordt door beide Veterinaire Universiteiten aanbevolen. Door het grote aantal onderzochte honden (552, stand sinds april 2012) zijn de eerste berekeningen in de richting van een fokwaarde-schatting mogelijk. De praktische omzetting zal zo spoedig mogelijk volgen. De invoering van deze fokwaarde-schatting zal het maken van combinaties  van ouderdieren gemakkelijker maken, omdat naast de fenotypische  inschaling ook het genotype meegenomen kan worden.

Op het fokkersoverleg van 18-11-2012 is besloten om voorlopig de combinatie van ouderdieren EU B x  EU B niet toe te staan.